Hoeveel kan je als bedrijf “gezond” lenen?. Kan je onbeperkt lenen als je maar voldoende rendement maakt of is er een grens aan het financieren van een bedrijf? En zo ja, wat is dan die grens?
Traditioneel kent de bedrijfseconomie de zogeheten gouden balansregel, die stelt: vaste activa dienen met lang kapitaal (eigen vermogen plus lang vreemd vermogen) gefinancierd te worden en vlottende activa met kort vreemd vermogen. Dus: ‘lang met lang’ en ‘kort met kort’. Dit is een goed uitgangspunt, maar het geeft nog geen antwoord op de vraag hoeveel geleend geld versus eigen geld (zie blog 28!) verantwoord is. Hier spelen andere factoren een rol; denk aan de aard van de activiteiten, risico’s in de markt en de levensfase van de onderneming. Per sector en per levensfase verandert de ideale balans. Bij grotere risico’s is er meer behoefte aan een buffer, meer behoefte aan eigen vermogen (in jargon: meer solvabiliteit). Bij kleinere risico’s is een kleinere solvabiliteit acceptabel en kan een bedrijf meer lenen.
Bedrijfsrisico’s hangen samen met de activiteiten van een bedrijf. Een productiebedrijf is kapitaalintensief en vergt een grotere buffer dan een handelsonderneming. In het midden- en kleinbedrijf (mkb) is ten tijde van de grote economische groei (vóór de crisis van 2008) de aandacht – en daarmee de zorg – voor een voldoende grote buffer verslapt. Het idee ontstond: als de onderneming voldoende cash genereert, kun je blijven lenen. (Immers, geld lenen levert geld op.) In die jaren was er onvoldoende aandacht voor de risico’s. De gevolgen waren direct aan het begin van de crisis zichtbaar. Bedrijven met lage buffers gingen als eerste failliet. Dankzij de economische crisis is het risicobesef hersteld. Daarom verkrijgen bedrijven minder gemakkelijk financiering. Elk bedrijf moet een bepaald minimaal percentage aan eigen vermogen aanhouden om tegenslagen het hoofd te bieden. Wat het juiste percentage eigen vermogen – de juiste solvabiliteit – is, varieert. Als leidraad kan de volgende tabel (Optimale solvabiliteit in verschillende branches) dienen:
Kritiek | Laag | Voldoende | Optimum | Sterk | Surplus | |
Industrie/productie | 15% | 25% | 35% | 50% | 60% | 70% |
Bouw | 10% | 20% | 30% | 40% | 50% | 60% |
Groothandel | 10% | 20% | 30% | 40% | 50% | 60% |
Detailhandel | 15% | 25% | 35% | 50% | 65% | 80% |
Automotive B2C | 15% | 20% | 30% | 40% | 50% | 60% |
Automotive B2B | 15% | 25% | 35% | 50% | 60% | 70% |
Transport en logistiek | 10% | 20% | 30% | 40% | 50% | 60% |
Personenvervoer | 15% | 20% | 30% | 40% | 50% | 60% |
Horeca en recreatie | 15% | 25% | 35% | 50% | 60% | 70% |
Zakelijke dienstverlening | 10% | 20% | 30% | 50% | 60% | 70% |
Informatie en communicatie | 15% | 25% | 35% | 50% | 60% | 70% |
Vastgoedexploitatie | 5% | 15% | 30% | 40% | 50% | 60% |
Landbouw en visserij | 10% | 20% | 35% | 50% | 65% | 80% |
Private gezondheidszorg | 10% | 20% | 30% | 40% | 50% | 60% |
In de tabel zijn zes klassen vermeld: kritiek, laag, voldoende, optimum, sterk en surplus. De betekenis van deze classificatie is als volgt:
- Kritiek – Als de solvabiliteit op of onder het kritieke percentage ligt, loopt de continuïteit van de onderneming gevaar. Dit gevaar is nog niet acuut, maar kan wel snel manifest worden. Additioneel vreemd vermogen aantrekken is onverantwoord. Richt je op versterking van het eigen vermogen door resultaatverbetering en winst inhouding. Een versnelde verbetering kun je realiseren door risicodragend vermogen van buiten af aan te trekken: bijvoorbeeld van een investeerder, via een MKB beurs of van familie.
- Laag – Als de solvabiliteit omstreeks niveau ‘laag’ verkeert, is additioneel geld lenen niet onmogelijk, maar ook niet wenselijk. De primaire aandacht dient uit te gaan naar balansverbetering. Veel bedrijven vragen juist in deze fase extra krediet aan, omdat de ondernemer meent dat de extra financiering de mogelijkheid biedt de gewenste rentabiliteitsverbetering te realiseren. Begrijpelijk, maar er is sprake van verhoogd risico voor zowel ondernemer als financier. Zoek dus bij voorkeur risicodragend kapitaal, bijvoorbeeld door de uitgifte van aandelen of het aantrekken van een achtergestelde lening.
- Voldoende – Als de solvabiliteit op dit niveau verkeert, zijn de balansverhoudingen gezond. De onderneming heeft voldoende leencapaciteit.
- Optimum – De verhouding eigen vermogen–vreemd vermogen is optimaal. Met dit solvabiliteitspercentage is er sprake van een gezonde onderneming die voor haar strategie en plannen eenvoudig toegang heeft tot alle kapitaalverstrekkers. In het mkb voldoen helaas maar weinig bedrijven aan deze optimale vermogensverhouding.
- Sterk – Een solvabiliteit hoger dan het optimum betekent dat de onderneming zich onafhankelijk kan opstellen van alle financiers. Een comfortabele positie.
- Surplus – Als de solvabiliteit zo groot is dat er een surplus is, heeft de onderneming meer eigen vermogen op de balans dan nodig is. In deze situatie kan men overwegen om geld aan de onderneming te onttrekken en aan de aandeelhouders uit te keren. Te veel eigen geld in de onderneming is niet efficiënt. Herkapitalisatie is het overwegen waard: de onderneming trekt dan een lening aan om extra dividend uit te keren.
In de Nederland bevinden zich veel bedrijven in de categorieën Laag en Voldoende, waar de additionele leencapaciteit van een bedrijf beperkt is. Ondernemers en hun adviseurs kunnen in zo’n situatie de strategische keuze maken geen vreemd vermogen maar extra eigen vermogen aan te trekken. Zéker als er groeiplannen zijn voor de nabije toekomst! Hoe? In het volgende blog gaan wij daar nader op in.
Meer weten over gezond financieren en de actuele mogelijkheden? Schrijf je dan hier in voor de blogs van SMF.
Recente reacties